Kleurengenetica Heilige Birmanen
Sealpoint
Chocolate Point
Blue Point
Lilac Point
Oorspronkelijk waren er maar 2 kleuren Birmanen: Seal en Chocolate. Het verschil tussen deze kleuren zit hem in de eerste genencombinatie. Hierin kunnen 2 typen voorkomen:
C voor seal point en
c voor chocolate point.
Omdat er van zowel vader als moeder een gen in het kitten komt, zijn er altijd 2 genen aanwezig. Als een kat CC heeft als genencombinatie is de kat sealpoint, en als hij cc heeft is de kat chocolatepoint. Maar wat als de kat Cc heeft?
In dat geval is de hoofdletter dominant, dus overheersend. De kat heeft dan als kleur Sealpoint.
Een kat die als genencombinatie CC heeft, kan dus alleen sealpoint nakomelingen krijgen, want alleen C genen doorgeven aan nakomelingen. Ook als het kitten een c- gen van de andere ouder krijgt, dan nog wordt het kitten seal, omdat de C gen dominant is.
Een kat die als genencombinatie Cc of cc heeft, kan nakomelingen in zowel seal- als chocolate krijgen, omdat de Cc aan de nakomelingen het C gen (nakomelingen worden altijd sealpoint) of het c gen door kan geven. De cc geeft altijd een c-gen door. Als de andere ouder in deze gevallen een C gen doorgeeft, is de kleur van het kitten seal, maar als het gen afkomstig van de andere ouder ook c is, is de kleur van het kitten chocolate.
Naast deze 'originele' kleuren zijn er ook verdunningsfactoren aanwezig. Het voorkomen hiervan wordt bepaald door de 2e set genen.
Hierbij komen er ook weer 2 soorten genen voor:
D voor 'Dense' = dicht
d voor 'dillute' = verdund.
Ook hierbij geld dat de hoofdletter dominant is over de kleine letter.
Vanuit de 2 originele kleuren, die vanzelfsprekend Dense zijn (en dus minimaal 1 D gen moeten hebben) zijn hierdoor 2 nieuwe kleuren ontstaan:
Blue is een verdunde Seal, dus een genencombinatie met minimaal 1 hoofdletter C gevolgd door een genencombinatie van 2 d's
Lilac is een verdunde Chocolate, dus een genencombinatie van 2 c's, gevolgd door een genencombinatie van 2 d's
Om dit nog even duidelijk op een rijtje te krijgen:
Seal = CCDD, CcDD, CCDd of CcDd
Chocolate = ccDD of ccDd
Blue = CCdd of Ccdd
Lilac = ccdd
Om het geheel nog ingewikkelder te maken, bestaan er nog andere genen die ook invloed kunnen hebben op de kleur van de birmanen:
Om te beginnen is er op een X-chromosoom kans op een O toevoeging. Als deze O toevoeging aanwezig is (opbeide X-chromosomen bij poezen) is de kleur van de kar redpoint als het om een seal- of chocolate kat gaat met de O-toevoeging, of cream als het een blue- of lilac kat is met O-toevoeging.
Als poezen op 1 chromosoom wel de O-toevoeging hebben, maar op de andere niet, draagt ze beide kleuren, en zal een tortiepoint worden. Tortiepoints hebben de 'normale' kleuren seal, chocolate, blue of lilac, maar met een lapjeskat effect van (rode of cream) vlekjes in de tekeningen.
Katers kunnen in theorie geen tortie aftekeningen hebben. Soms worden er wel tortiekaters geboren, maar meestal zijn deze onvruchtbaar. Zelden gebeurt het wel eens dat er een tortie kater is die vruchtbaar is, maar waardoor dit komt is onbekend.
Als deze kat een kater is, heeft hij maar 1 x- chromosoom, dus alle vrouwelijke nakomelingen van deze kater zullen de roodfactor krijgen, voor de mannelijke nakomelingen van deze kater is het afhankelijk van de moeder of ze een roodfactor krijgen of niet, de vader geeft immers het Y-chromosoom door.
Als de kat een poes is, kan ze 1 of 2 chromosomen met roodfactor dragen, als de kat op beide x-chromosomen een roodfactor draagt, hebben al haar nakomelingen een O-factor (rode, dream of tortiekleur). Als een van beide x-chromosomen de roodfactor bevat, kan de x-chromosoom met roodfactor of de x-chromosoom zonder roodfactor doorgegeven worden, en krijg je een schema die er bijvoorbeeld zo uitziet:
genencombinatie | Xo | X |
---|---|---|
Y | YXo (red of cream) | Yx |
X | XXo (tortie) | XX |
Hierdoor zullen, in dit voorbeeld bij een kater zonder roodfactor 50% van de nakomelingen wel rood dragen, en de andere 50% niet.
Dan is er op een ander gen nog de tabbyfactor T. Deze factor zorgt ervoor dat katten met deze factor in hun kleur een streepjespatroon in de aftekeningen krijgen (de factor is dominant, dus als de kat hem maar op 1 van beide genen heeft, wordt de kleur al gezien!). Vanzelfsprekend betekent dit ook dat wanneer een van de ouders homozygoot T (met op beide genen de T-factor) is, alle nakomelingen tabby worden. Zijn beide ouders heterozygoot T (een gen met T-factor, een zonder) of een ouder heterozygoot en de andere ouder zonder T factor, krijg je weer kansen, bijvoorbeeld zoals hier bij twee ouders met heterozygoot T:
genencombinatie | T | geen T |
---|---|---|
T | TT (tabby) | T- (tabby) |
geen T | T- (tabby) | -- geen tabby |
Hierbij dragen ook weer 50% van de nakomelingen T (heterozygoot) 25 % draagt T homozygoot en 25 % draagt geen T.
De o-factor en de T factor komen onafhankelijk van elkaar voor, zo kan je een kat hebben die bv
redtabbypoint is (seal of chocolate met O-factor en T factor, bv CcDc +O(OO bij een poes)+T) of
bluetortietabbypoint (blue met 1 X chromosoom met- en een zonder O, en T factor, Ccdd +O +T)
Maak jouw eigen website met JouwWeb